donderdag 27 oktober 2011

Lezers van 1.000.000 druppels partner De Oud Rotterdammer sturen duurzaamheid verhalen in van vroeger

Voor de Tweede Wereldoorlog was het leven in de oude volksbuurt rond het Afrikaanderplein heel anders. De gasmuntophaler, die een loodje verbrak om de munten uit het bakje in een canvas zak te deponeren en vervolgens de stand van de gasmeter noteerde, werd later de meteropnemer. Die gasmunten kocht je bij de kruidenier, ik meen voor twee cent per stuk.

Iedere maandag kwam de huisbaas langs om de huur op te halen, die ongeveer vijf gulden voor een etagewoning was. Ook de man van het ziekenfonds kwam het geld ophalen en als betalingsbewijs kreeg je een stempel op een kaart. Net als voor het begrafenisfonds en de brandverzekering. Het deurkozijn diende als ondergrond voor de stempelkaart.
In die tijd waren er ook veel straatventers. De olieboer verkocht de petroleum per liter en kwam met een handwagen waar een trekhond (laat de Partij voor de Dieren dit niet lezen) onder liep en een olievat op stond.
De meeste huizen hadden maar twee gaspitjes, die werden aangevuld met petroleumstelletjes om er de thee en koffiepot op warm te houden.
Voorts de schillenboer die met een paardenkar de aardappelschillen ophaalde. Met een schorre kreet riep hij ‘SCHIELR’ trok hij aan de deurbel. Als het bakje in de wagen werd geleegd, gooide hij er als beloning een olienoot in waar de broertjes en zusjes om knokten, want geloof het of niet, olienoten waren een luxe artikel. Als er geld was werd op zaterdag een zak ongepelde olienoten gekocht en op tafel op een krant uitgestort met de familie eromheen.
Bij de kruidenier wachtte ieder op z’n beurt en werd er op een papiertje opgeteld en zonder kassa afgerekend. Suiker, havermout en zout werden op een weegschaal afgewogen.
De uitdrukking “ik moet in de teil” was bekend, want op zaterdag gingen de kindertjes in de teil. Soms met twee tegelijk. Het water werd op gaspitjes verwarmd of voor twee cent per emmer bij de waterstoker gehaald. Badhuizen waren zeldzaam en meestal door ouderen bezocht.
In de mosseltijd kwam de mosselman die riep: ‘Zeelandse mosselen allemaal gerote!’ De bakker, melkboer en eens per week de papboer kwamen aan de deur.
De ijscoman die door de straat kwam verkocht ijsjes voor een 1cent, 2 en 3 centen een grote koste 5 cent. Zelfs werden soms ijsjes van een halve cent verkocht.
In de Paul Krugerstraat was een snoepwinkel. Een toonbank met schoteltjes waarop snoepjes van 1 cent. Wie weet nog van zoethout, toverballen en zure bommen?
Voor 1940 waren computer, internet en dergelijke nog onbekend. Tegenwoordig houdt de jeugd zich bezig met computerspelletjes, hyves, you tube en zo.
In die tijd werden in de vrije tijd spelletjes als Diefie met verlos, buut, bokkiespringen en overlopie gespeeld. Deze spelletjes werden op straat gespeeld, want de enige auto in de straat was van de dokter en die deed alleen overdag z’n ronde.
Het Afrikaanderplein was een prachtig plein om te voetballen. Dikwijls tot een bal verfrommelde kranten met een touw eromheen. Een rijk vriendje had soms een bal(een drietje) die met en fietspomp werd opgepompt. Het in aanbouw stadion Feyenoord was een prachtige speelplaats.

De was werd op maandag gedaan en ‘s zondags in een kuip in de week gezet,
’s maandags gestampt en op een plank gewassen met warm water die bij de waterstoker werd gehaald voor drie cent de emmer. Wasmachines waren voor de rijken! Het water was door het vele tappen bij de waterstoker niet zo warm wat veel gemopper opleverde. De was hing te drogen aan lijnen die buiten de veranda waren bevestigd. Gestreken werd met een ijzeren bout die op gaspitjes werd verwarmd.

Kees Oosterling
www.deoudrotterdammer.nl

Geen opmerkingen:

Een reactie posten